Aan deze pagina wordt nog gewerkt. We streven er naar van de meest voorkomende dieren, per soort, een korte omschrijving toe te voegen.

De omstandigheden zijn in de Oudorperhout heel verschillend. Er is weiland, water en moeras en er zijn bosjes en grote bomen. Alle mogelijkheden kunnen door leven gebruikt worden.

Vogels

Je vindt er dus ook allerlei warmbloedige, gevleugelde, eierleggende twee-potigen met een snavel zonder gebit: vogels. Doordat ze kunnen vliegen hebben ze extra mogelijkheden. Ze stellen verschillende eisen aan voedsel, broedplaats en behuizing. Een waterhoen heeft water en dekking nodig, een buizerd een uitkijkpost, bijvoorbeeld een hoge boom. Ganzen hebben gras nodig en warme stenen voor ’s nachts. Gierzwaluwen gebruiken veel energie en eten daarvoor veel muggen. Kleine vogels, zoals rietzangers, gebruiken riet om zich in te verschuilen en om er hun nest in te bouwen.

Vleermuizen


In het gebied van de Oudorperhout komen tenminste 7 soorten vleermuizen voor. De gewone dwergvleermuis vinden we hier het meeste. Als je ’s avonds wat ziet fladderen en het is geen vogel dan is het deze vleer. Ze zijn klein, ze wegen ongeveer 10 gram. Het voedsel bestaat uit  insecten zoals muggen, schietmotten, eendagsvliegen en gaasvliegen. Ze kennen een vaste eet-route. ‘Zomers slapen ze in spouwen en achter beschot, ’s winters winterslapen ze in gebouwen, die vorstvrij moeten zijn.
De ruige dwergvleermuis is wat groter en overwintert in andere plekken dan de gewone b.v. in stapels houtblokken en ook in boomspleten.
De laatvlieger is een stuk groter dan een dwergvleermuis; hebben een fors postuur met een dikke lichtbruine buik. Ze eten de wat grotere insecten zoals kevers, uiltjes en andere nachtvlinders. Ze verblijven in de bewoonde wereld: in schuurtjes, huizen en andere gebouwen. In boomholtes vind je ze niet. Ze vliegen van hun verblijf een paar honderd meter naar een sociale eetplaats en gaan daarna hun eigen weg.
De eerste vleermuis die zich ’s avonds laat horen is de rosse, vroeger vroegvlieger genoemd. Ze zijn even groot als de laatvlieger maar hebben smallere vleugels. Ze vliegen minder grillig en lijken met hun lange vlucht op gierzwaluwen. Ze eten wat er voorhanden is, liefst kevers en nachtvlinders. Bomen zijn  erg belangrijk voor ze, vooral  eiken en beuken. Ook zijn er nog de grooroorvleermuis, de meervleermuis  en de watervleermuis.

Insecten

Het kan natuurlijk altijd beter, maar er zijn in de Oudorperhout veel plantensoorten te vinden. Daarbij horen ook veel dieren, waaronder de insecten. Ze leven er op of erin, ze leggen er hun eitjes en ze eten ervan. Eendagsvliegen, wantsen, springstaarten, lieveheersbeestjes, mieren, kevers, schapen-teken, echte libellen en de waterjuffers die ook bij de libellen horen.
Het lantaarntje is er zo een. Ze leeft twee jaar als larf/nimf onderwater, kruipt uit de nimfen-huid en verandert dan in een prachtig insect. Na het paren legt het wijfje bevruchte eitjes in het water en gaat dood. Zo gaat dat. Ze wordt weer een deel van de cyclus van het leven.

Amfibieën
In het voorjaar, zo weet iedereen, is in sloten en ondiepe plassen een geleiachtig spul te vinden met zwarte puntjes erin: kikkerdril. Bruine, groene en alle varianten. Uit de puntjes groeit een kikker die de gelei als voedsel gebruikt. Ze worden niet allemaal  kikker. Sommigen beschimmelen, worden ziek of worden opgevreten. Gelukkig maar, anders ontstonden er Egyptische plagen(zie het bijbelboek Genesis: de uittocht uit Egypte).
Vanaf april kun je een kikker hard horen kwaken. Dan gaat het om een groen mannetje, die heeft grote kwaakblazen aan de zijkant van z’n kop.Padden en salamanders hebben we ook in de Oudorperhout. Salamanders hebben behalve vier poten ook nog een staartje. Volwassen amfibieën eten insecten en andere beestjes, zoals slakken en spinnen, zelfs vissen! Ze staan zelf op het menu van reigers, ooievaars en snoeken.

Zoogdieren
Zoogdieren zijn warmbloedige dieren die hun jongen voeden met melk. Ze hebben bijna allemaal haar. In de Oudorperhout komen verschillende soorten voor.
Mollen die zich verraden door de molshopen die ze op jacht naar wormen omhoog duwen. Allerlei soorten muizen. Misschien wel wezel en vos. We moesten maar eens fotovallen gaan zetten om dat te weten te komen.

Een prachtig zoogdier is de Haas. Er zitten er zeker vier. Ze laten zich vaak zien: hoopjes in het land met oren. Het zijn dappere overlevers. Geen hol, gewoon een kuiltje in de grond.  In weer en wind, regen en sneeuw, ook de jongen. Die vertrouwen op hun schutkleur als ze op moeder moeten wachten voor de volgende portie melk. Ze blijven zitten als je er aan komt. Fantastisch om mee te maken.

En dan niet te vergeten de vleermuizen. In de Oudorperhout komen zeven soorten voor. De gewone dwergvleermuis vinden we het meest. Je kunt ze zien vliegen in de schemering. Maar het beste zijn ze waar te nemen met een vleermuis detector, een apparaat die het ultrasone geluid, wat wij niet kunnen horen, omzet in hoorbaar geluid. Iedere vleermuis soort heeft zijn eigen geluid. Ga eens met ons mee op vleermuisexcursie!

Vissen
Natuurlijk zijn er in onze mooie polder ook vissen. Water is er genoeg en gevarieerd, dus zijn er dan ook verschillende soorten. Ze zijn prima met schepnet of hengel te bekijken of te zien vanaf een bruggetje als het water helder is. Ruisvoorn, blankvoorn, brasem, stekelbaars en ook veel zeelt. De rovers snoek en baars zijn er natuurlijk ook.

Een aardig visje is de blankvoorn. Hij zwemt in scholen van een jaarklasse, allemaal even lang. Dat is soms te zien vanaf de kant. Ze eten van alles: watervlooien, muggenlarven, slakjes en  andere kleine beestjes, maar ook planten. Ze planten zich voort in ondiep water, zoals het aan veel oevers te vinden is, bijvoorbeeld in de grote plas.