De Gele lis is een opvallende oeverplant langs de slootkanten. De soort hoort binnen de hoofdgroep van de Asperge-achtigen, tot de Lissenfamilie en staat in de verlandingszone, maar soms ook op goed vochtig blijvende bodem. Zij breidt zich uit met ondergrondse wortelstokken.
Uit deze wortelstokken komen lange, smalle in elkaar gevouwen bladeren tevoorschijn die onderin paarsig kleuren. In een doorsnede is goed te zien dat in de scheden van de van de bladeren luchtkanalen lopen om de onderwater staande en ondergrondse delen van lucht kunnen voorzien.

Gele lis
Aan de bloemstengel ontstaan een aantal bloemen. De grote zwavelgele drietallige bloemen hebben een bijzondere vorm. Zij zijn ongeveer 10 cm. in doorsnede met drie buitenste opvallende bloemdekbladen. Zij zijn breed, spatelvormig. De drie binnenste bloemdekbladen staan rechtop, en zijn zeer smal. Alle bloemdekbladen staan op een korte buis boven het onderstandig vruchtbeginsel.
Als je goed kijkt zie je in de buitenste bloemdekbladen de stijltakken, met aan het uiteinde twee lobben. En waar deze lobben uit elkaar wijken zit het stempel. De meeldraad met de helmknoppen staat voor de stijltak.

Gele Lis – 3 om 3 bloemdekbladen
Onderin de bloem is nectar te vinden voor insecten met een lange tong, bv. hommels. Het bijzondere is dat de bloem eerst mannelijk bloeit, en de hommel krijgt het stuifmeel ofwel pollen mee op zijn rug. De volgende dag is de bloem in de vrouwelijke fase. De stijltak buigt naar voren, en de hommel, op zoek naar nectar strijkt langs de stempel en de pollen van een andere mannelijke bloem blijven achter.
Na de bevruchting verwelken de bloemen snel en ontstaan doosvruchten met drie rijen platte bruine zaden. Deze zaden hebben een groot drijfvermogen en kunnen door stromend water over grote afstand worden vervoerd.

Gele lis – doosvruchten