Behalve de resten van twee middeleeuwse dwangburchten (de Middelburg en de Nieuwburg), een eeuwenoude weg (Munnikenweg), vier 17e-eeuwse strijkmolens en een wegversperring uit de tweede wereldoorlog, zijn er in de Oudorperhout ook nog sporen te vinden van een Karmelietenklooster uit de 15e eeuw.
Waar lag het Karmelietenklooster?
Het klooster lag aan de zuidkant van de Munnikenweg, ongeveer ter hoogte van de straat Stellingmolen. Het werd in de 15e eeuw gebouwd langs de Munnikenweg, maar deze weg had destijds een ander verloop dan tegenwoordig. Op de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560 is het merkwaardige, hoekige verloop van de Munnikenweg te zien. Onderaan in het midden op de kaart is te zien dat het Karmelietenklooster precies in een van de vier haakse bochten in de Munnikenweg lag. Rechtsboven is de ruïne van de Nieuwburg getekend (op de kaart aangegeven met de oude naam Norderburg). Linksonder is de Middelburg zichtbaar. De sloot iets links van het midden is de oude Langedijkervaart (ook wel Veert genoemd) die het Vroonermeer (boven) verbond met het Zwijnsmeer (linksonder) en vervolgens naar Alkmaar liep. De huizen rechts vormden de dorpskern van Oudorp.

Wat zijn Karmelieten en waar leefden ze van?
De orde van de karmelieten is een zogenaamde bedelorde waarbij de verering van de maagd Maria centraal staat. Om deze reden werden de kloosterlingen ook wel (lieve) Vrouwenbroe(de)rs genoemd. Op meerdere oude kaarten wordt het klooster bij Oudorp met deze naam aangeduid (zie kaart hieronder)
De term bedelorde doet vermoeden dat de monniken arm waren en dat ze in hun levensonderhoud voorzagen door te bedelen. Zo konden ze zich dan beter richten op belangrijkere dingen zoals zelfstudie, zielzorg, meditatie en andere spirituele zaken. De werkelijkheid was echter een stuk minder armetierig. Het ‘bedelen’ was geperfectioneerd tot een systeem van beleefde doch dringende verzoeken om geld en goederen af te staan.
Het klooster had een zogenaamde termijnbroeder. Deze haalde regelmatig goederen en voedsel op in het termijngebied, waartoe Alkmaar en West-Friesland behoorde. Dit was geen bedelen maar eigenlijk kerkbelasting avant la lettre! Een andere bron van inkomsten werd gevormd door schenkingen van rijke families. Zo schonk de familie Egmond van Nijenburg elk jaar een bedrag aan het klooster. Ook het toedienen van sacramenten, meelopen in processies, pastorale diensten in de regio en persoonlijke zielzorg leverden geld op. Op het klooster in Oudorp werd veel gestudeerd. Enkele Karmelieten uit onze regio werden zelfs professor of lector op buitenlandse universiteiten. Ook dit zal ongetwijfeld geld hebben opgeleverd. Behalve de gebouwen zelf bezat het klooster ook nog 6 à 7 hectare land in Oudorp en 3 hectare in de Overdie. Tot slot waren de Karmelieten vrijgesteld van accijnzen en belastingen. Al met al was het dus zeker geen armoedige bedoening; althans niet tijdens de bloeiperiode van het klooster.
Bouw en ondergang van het klooster
In een document dat gedateerd is op 14 augustus 1465 geeft paus Paulus II toestemming aan de Karmelieten van Haarlem om een nieuw klooster bij Oudorp te bouwen. Ter plaatse (of in de nabije omgeving) bevond zich al een put of bron met heilzaam water. De put was toegewijd aan de Sint Antonius Abt. Dit was onder andere de patroonheilige van het vee. Boeren uit de omgeving kwamen naar de put om genezing te vinden voor hun dieren. Helaas is niet bekend waar de put zich bevond
In het pauselijke document stond ook hoe het klooster er uit moest komen te zien: een huis met een eenvoudige klokkentoren, een clausuur (afgescheiden gedeelte), een refter, tuinen en noodzakelijke werkplaatsen. In 1470 was het klooster operationeel want toen werd het altaar gewijd.
Vervolgens floreert het klooster zo’n 80 jaar. Een watersnoodramp in 1552 luidde de ondergang in. Deze zogenaamde Sint Pontiaansvloed zorgde in heel Noord-Holland voor veel schade. Ook de Oudorperpolder kwam onder water te staan, waardoor de gebouwen van het Karmelietenklooster veel schade opliepen. Waarschijnlijk liepen ook de landerijen en de tuinen schade op en verdronk er vee. Uit schriftelijke bronnen blijkt echter dat het klooster al vóór de Sint Pontiaansvloed niet in al te beste staat meer was. De gebouwen waren toe aan onderhoud, maar geld dat bestemd was voor reparaties werd gestolen of aan andere zaken besteed, en het klooster maakte schulden. De overstromingen waren dus eigenlijk de genadeklap. In 1563 was het zo vervallen dat het moest worden afgebroken. Kort daarvoor waren veel kostbare voorwerpen geschonken aan kerken in Obdam en Hensbroek.
Officieel wordt het klooster in 1572 opgeheven. Een leuk detail is nog dat ene Dirck Quinting per notariële akte van 1629 het recht kreeg om zijn vee te laten grazen op de ‘Vrouwbroeders weijt, gelegen over de Munnikenbrog”.


Wat is er nog van het klooster te zien?
Van het klooster zelf is tegenwoordig niets meer te zien. Voorafgaande aan de bouw van de huizen aan de Stellingmolen omstreeks 1974 is er geen echt archeologisch onderzoek verricht. Wel zijn tijdens de werkzaamheden de resten van twee waterputten van het klooster gevonden. Om deze waardevolle resten te beschermen hebben de woningen met de nummers 7, 8, 9 en 10 geen voortuin gekregen. De in de grond gelegen resten van de waterputten zijn afgedekt met zand en een betonplaat. Op de betonplaten zijn ronde bloembakken gemetseld met dezelfde diameter als de waterputten. Deze bloembakken zijn de enige zichtbare herinneringen aan het klooster.


In 2019 is in het weiland tussen de Munnikenweg en de Stellingmolen met grondradar gezocht naar ondergrondse resten van het klooster. Op de beelden is te zien dat zich in de zuidoostelijke hoek van het weiland waarschijnlijk een gebouw bevond. Afgaande op oude kaarten van het klooster zou dit dan de fundering van de kapel moeten zijn. De rest van het klooster zou gezocht moeten worden in zuidelijke richting (onder de Stellingmolen).

1: vermoedelijke locatie van de kloosterkapel,
2: waterputten aan de Stellingmolen,
3: Middelburg, (bron: Erfgoed Alkmaar).
Verantwoording
Voor deze bijdrage is onder andere dankbaar gebruik gemaakt van het artikel van Chris Houtman in de Kroniek van Oudorp 2017.
Tekst: Henk van Haaster, december 2021